Hoe ga je als leraar om met ouders?
Omgaan met ouders is voor leraren niet altijd gemakkelijk. Ze weten het beter of kunnen veeleisend zijn. Toch is een open deur belangrijk.
Twee leraren vertellen over hun ervaringen met ouders rond de lessen en tijdens de “10-minutengesprekken”. Meestal zijn de contacten goed, maar vaak is ook uitleg nodig over methoden om begrip te kweken voor bepaalde keuzes. ‘Sinds de opkomst van internet zijn ouders veel mondiger geworden.’
Leraar Montessorischool Beverwijk
Jeroen Bense, leraar en bovenbouwcoördinator op Montessorischool Beverwijk, geeft drie dagen les en is daarnaast aanspreekpunt voor ouders en directie. ‘Mijn ervaringen met ouders zijn over het algemeen positief. Ik werk hier nu drie jaar. Het eerste jaar was lastiger dan nu. Sommige ouders probeerden je uit. Net als de kinderen eigenlijk. Als ik, naar ons beleid, een mobieltje afpakte, kwamen ze naar me toe: wat doe je nu? Nu gebeurt dat niet meer. Ik geef mijn grenzen duidelijker aan en ouders en kinderen weten wat ze aan me hebben. De ene ouder is natuurlijk lastiger dan de andere. Opvallende zaken, zoals pestgedrag, brengen we niet op onze 10-minutengesprekken, maar al eerder.’
‘Ik merk dat ouders wel eens zeggen dat ze ‘zelf vroeger ook zo waren’. Bijvoorbeeld over een leerling steeds overal doorheen praat. Oké, denk ik dan, maar daarmee is het probleem niet opgelost. Ze bagatelliseren het probleem en ik probeer dan duidelijk aan te geven dat het hinderlijk is.’
‘Ouders realiseren zich ook niet altijd hoeveel tijd je hebt voor een afzonderlijk kind. Al wil je nog zo graag, met dertig kinderen in drie verschillende groepen kun je niet altijd aan alle eisen van ouders voldoen. Een ‘rustig groepje’ voor een kind creëren, omdat het zich anders niet kan concentreren, lukt niet altijd. Andere kinderen moet je volgens hun ouders bijvoorbeeld rustig benaderen. Maar ja, op het voortgezet onderwijs gebeurt dat ook niet. Daar hebben ze bij ieder vak een andere leraar.’
Met ouders een blok vormen
‘Over het algemeen begrijpen ouders je wel. Maar ze komen ook wel eens met boeken aan: heb je dit wel gelezen? Of ze leggen uit hoe ik iets moet oplossen. Het is vaak positief bedoeld, maar ik ben een professional. Kinderen komen ook met hun gekleurde versie van gebeurtenissen op school thuis, waarop ouders bij mij verhaal komen halen. Ze bespreken dit vaak weer in bijzijn van hun kind. Dat is een raar signaal naar de leraar toe. Het kind valt zijn ouders niet af en ik krijg dat terug in de klas in de vorm van onaangepast of storend gedrag.’
‘Ouders zouden vaker hoor en wederhoor moeten toepassen en vaker achter de leerkracht moeten staan. Als ouders en leerkrachten vaker een blok vormen en eenduidig naar het kind toe communiceren schept dat duidelijkheid en neemt dat een hoop onrust weg. Ik ben ervan overtuigd dat een goede relatie tussen ouders en leerkrachten essentieel is voor goed onderwijs.’
‘Mooie voorbeelden van geslaagde samenwerkingen zijn lessen die ouders hebben gegeven bij mij in de klas. Een vader vertelde over zijn bedrijf in ‘Natural Plastics’ en een moeder kwam vertellen over haar beroep als mondhygiëniste. Dat paste mooi binnen de thema’s milieu en gezondheid.’
Ouders komen vooral met negatieve zaken
‘Het leukst aan contact met ouders is als je teruggekoppeld krijgt dat jouw advies bij hun kind aanslaat. Het minst leuke vind ik dat ouders meestal met negatieve zaken naar je toe komen en niet met positieve. Laatst op kamp waren een aantal ouders mee en kregen ze een kijkje in de keuken. Toen kreeg ik te horen dat ze heel veel respect voor ons vak hebben. Dat helpt wel.’
‘Een ‘meet&greet’ tussen ouders en leraren organiseren is een goede manier om elkaar beter te begrijpen. Meer contact met ouders zou wenselijk en waardevol zijn. Tegenwoordig werken beide ouders. Ik stuit wel eens op onbegrip als ik ze vraag mee te helpen met activiteiten. Ze hebben dan andere verplichtingen. Wij moeten daardoor wel eens activiteiten afzeggen. Vaak het zijn steeds dezelfde ouders die helpen. Sommige ouders heb ik na een jaar nog niet eens gezien. Meer betrokkenheid zou welkom zijn. En meer realisme en vertrouwen. We willen uiteindelijk allebei het beste voor het kind, dus kunnen beter zo goed mogelijk samenwerken.’
School wil openheid bieden
Hanneke Kroes, leraar van groep 4/5 en 8 op basisschool Sint Walfridus in Bedum, werkt twee dagen in de week.
‘Ik zie ouders veranderen door internetgebruik. Ze komen niet meer objectief binnen en weten al meer van de achtergrond van problemen. We spreken ouders op twee vaste momenten: een gesprek over de resultaten en een over het welbevinden van het kind. Een derde gesprek is optioneel. We hebben sinds dit jaar ook wekelijks een inloopspreekuur. De school wil openheid bieden, dus we houden het op verschillende tijden en momenten, zodat meer ouders de mogelijkheid hebben langs te komen voor een gesprek met of zonder kind.’
‘Persoonlijk vind ik de contacten met ouders heel prettig. Tijdens 10-minutengesprekken vraag ik altijd of ouders zelf nog zaken willen bespreken, Vaak willen ze toch vooral horen wat de resultaten zijn. Ouders lijken tegenwoordig meer gebrand op resultaten dan op het welbevinden van kinderen. Ze komen ook met allerlei oorzaken voor dalende rapportcijfers: krijgt het kind voldoende extra begeleiding, zit het wel in een rustig groepje, kan het de instructie wel goed horen?’
Soms let een kind gewoon niet op
‘Er leek een bepaalde periode een kleine hype onder ouders te ontstaan om een extern adviesbureau te raadplegen voor begeleiding voor hun kind. Denk aan hulp bij plannen, lees- of rekenproblemen. Dan voel je als leraar niet veel vertrouwen. Je moet dan uitleggen dat bijvoorbeeld een leesprobleem niet altijd hoeft te wijzen op dyslexie. Je hoort ze eerst aan en probeert het gesprek om te buigen naar onze ervaringen in de klas. Je buigt een beetje mee en probeert het juiste beeld te schetsen. Soms is er geen oorzaak, maar let het kind vaak niet op.’
‘Sommige ouders gaan daarover in gesprek met hun kind. Anderen gaan naar die adviesbureaus om te kijken of er uit een onderzoek iets komt, waar de begeleiding zich dan een langere periode op kan richten. Die ouders willen graag dat hun kind beter meekomt in bijvoorbeeld het leesonderwijs. Die bureaus willen onze medewerking. Een beetje wisselwerking is niet erg, maar als zes kinderen in onderzoek zijn voor verschillende ‘problemen’, dan is dat niet te doen.’
Ouders moeten wel kritiek willen horen
‘Ouders verwachten veel van je. Je probeert wel mee te buigen, maar het houdt bijvoorbeeld qua werkhouding een keer op. Een kind kan niet altijd voorin zitten. Sommige ouders willen dan meteen ’s ochtends vroeg hierover een gesprek. Ik spoor ouders wel eens aan zelf thuis meer aandacht te besteden aan zaken, maar sommige haken dan af. Ze moeten er dan ook op vertrouwen dat wij lesgeven en kinderen extra instructies geven als dat nodig is.’
‘Ouders zijn vaak kritisch, maar dat vind ik wel terecht. Het is belangrijk dat je van twee kanten naar het kind kijkt en ermee bezig bent. Ik vind dat samen aanvoelen het leuke van het contact met ouders, die wisselwerking. Het kind moet zich goed voelen. Maar ouders moeten zelf dan wel kritiek willen horen. Het minst leuk vind ik als ik mezelf constant moet verantwoorden bij kritische ouders over hetzelfde onderwerp. Ik word wel milder in mijn oordeel over ouders sinds ik zelf ouder ben.’
Sommige ouders durven niet te komen
‘Belangrijk voor de relatie met ouders is dat je de deur naar de school openhoudt. Ik heb liever dat ze me ’s avonds bellen, dan dat iemand nooit komt. Sommige ouders durven niet te komen. Daar moeten ze dan doorheen. Het is lastig voor leraren als er problemen zijn en je hoort niets. Maar er zijn ook ouders die je vragen jouw schooladvies te veranderen. Dat advies is wel ergens op gebaseerd. De kritiek slaat uiteindelijk terug op het kind: pa en ma vinden het niet goed genoeg. De nadruk ligt nu wel erg op prestatie. Ouders zouden beter naar het kind zelf moeten kijken. Vaak zoeken ze de oorzaken buiten het kind of zichzelf, terwijl je het vaak toch daar moet zoeken.’
www.intermediair.nl