25 January 2014 ~ 0 Comments

“De leraar van morgen heeft meer vrijheid nodig” #leraar

Hoe ziet de arbeidsmarkt er over 20 jaar uit en wat betekent dat voor het onderwijs? The Economist keek in de glazen bol van enkele studies en kwam tot een ontnuchterende vaststelling: Over 20 jaar zal 47% van de huidige jobs geautomatiseerd en bijgevolg verdwenen zijn. Deze revolutie tegenhouden is onmogelijk, aldus het tijdschrift, dus zit er voor de overheid maar een ding op: het onderwijs hieraan aanpassen. 

Moet Vlaanderen volgen? Joseph Kessels is professor in Human Resource Development aan de Universiteit Twente. Hij schreef een essay over de toekomst van het onderwijs in Vlaanderen. “Leraren zullen als mentor en begeleider een belangrijke rol blijven spelen, maar de leraar voor de klas zal verdwijnen.”

Grafiek jobverlies

The Economist noemt creativiteit hét grote onderscheid tussen het werk dat door mensen en door computers gebeurt. En dus ook de sleutel voor de toekomst. Is de tijd van de leerplannen voorbij?

Kessels: “Leerplannen zijn zeker nuttig, maar de formele doelen die leraren moeten nastreven, verhinderen dat creativiteit in de klas centraal staat. Kinderen en jongeren zijn uit zichzelf creatief, dus die eigenschap kunnen de leraren voor hun lessen gebruiken. Alleen moeten de leerplannen en scholen de leraren voldoende ruimte geven om die creativiteit ook te laten ontplooien. Als de leraren die vrijheid niet krijgen, kunnen zij die ook niet aan hun leerlingen aanbieden.”

Is de huidige opdeling van vakken dan nog wel relevant?

Kessels: “De leerlingen moeten vooral een kritische bekwaamheid ontwikkelen. Die staat los van specifieke vakken, want ze moeten die op heel andere domeinen toepassen. Dat betekent echter niet dat de vakken die nu bestaan, zullen verdwijnen. Om de nodige vaardigheden te ontwikkelen moet je altijd vanuit bepaalde inhouden vertrekken. Zo geven actuele vraagstukken uit de maatschappij, de kunst of de techniek aanleiding tot kritische reflectie.”

Levenslang leren is een andere noodzakelijke richting, die we volgens The Economist moeten uitgaan. Is daarin voor het traditionele onderwijs een voorbereidende rol weggelegd?

Kessels: “Mensen zullen op twee manieren levenslang leren. Enerzijds zal de grens tussen werken en leren vervagen. Werknemers zullen meer en meer opdrachten krijgen, waarvoor zij niet zijn opgeleid. Zij moeten bij voorkeur binnen hun werkomgeving de kans krijgen zich al doende bij te scholen. Het onderwijs moet daarom ook hechte verbindingen met het werkveld nastreven. Dat geldt sowieso voor het secundair en hoger onderwijs, maar evenzeer voor het basisonderwijs.

Anderzijds zien veel werknemers levenslang leren onder de vorm van extra opleidingen als een straf. Zij hebben immers hun schooltijd vaak als weinig motiverend ervaren. Hierin ligt een belangrijke taak voor het onderwijs van de toekomst. Dat moet de leraren ruimte geven om motiverende ervaringen aan te bieden: werkplekleren, de leerlingen zelf inhouden laten aanbrengen en hun het leerproces in handen geven, of de leerlingen van elkaar laten leren in plaats van enkel van de leraar.”

Kessels

“Voor sommige leraren is het moeilijk te aanvaarden dat de buitenwereld hun vakinhoud ook aan de leerlingen kan aanleren, en wel veel motiverender”

Voor veel leraren zal die moderne aanpak niet vanzelfsprekend zijn. Ze houden van het houvast van een leerplan en een afgelijnde taak. Hoe kunnen we hen overtuigen?

Kessels: “Een grote groep leraren staat hiervoor te springen. Deze verandering is net wat ze willen: vrijheid voor hun lesaanpak, ervaringsgericht leren, een maatschappijgerichte invulling. Een tweede groep leraren zal het er lastiger mee hebben. Deze leraren ontlenen hun identiteit sterk aan hun schoolvak, want ze identificeren zich met de inhoud ervan. Voor hen is het moeilijker te aanvaarden dat de buitenwereld deze inhouden ook aan de leerlingen kan aanleren, en wel veel motiverender. De school moet het daarom regelmatig met haar leraren over de noodzakelijke nieuwe aanpak hebben: de leraar als coach en de focus op kritische bekwaamheid en verschillende sets van vaardigheden. We weten nu immers nog niet welke leerinhouden leerlingen over 20 jaar moeten kennen. Als scholen die boodschap genoeg herhalen, zien de leraren in dat het hier niet om een toevallige keuze gaat, maar wel om een onvermijdelijk maatschappelijk gegeven.”

Uit onderzoek van de Oxford University blijkt dat veel jobs over 20 jaar verdwenen zullen zijn. Zien de jobvooruitzichten voor leraren er rooskleurig uit?

Kessels: “De rol van mentor en ondersteuner gaat zeker niet verloren, want die is nodig om de leerlingen richting te geven en te begeleiden. Het klassieke klaslokaal met één leraar die vooraan staat en de leiding heeft, zal wel verdwijnen. Dat model dateert nog van de industriële revolutie. Iedereen kreeg toen een vaste werkplek met een vaste taak toebedeeld. Zo kreeg je rijen mensen die hun rol op een geijkte manier vervulden. Het traditionele klaslokaal is daarvan nog een afspiegeling. De maatschappij is nu echter veranderd: mensen werken op verschillende werkplekken, thuis, op de trein of op café. Ze werken aan uiteenlopende taken en met wisselende collega’s. Ook de leraren zullen meer en meer samen onderwijs moeten ontwikkelen en verzorgen. Je kan en hoeft niet alles zelf te doen wat anderen beter kunnen. Zo zullen professionals buiten de school steeds vaker een partner zijn: praktijkleraren, leiders van en werknemers in bedrijven of ervaringsdeskundigen. Alleen op die manier zal het onderwijs de veranderende maatschappij kunnen ondersteunen.”

Leave a Reply

*