03 February 2014 ~ 0 Comments

Geef de leraar zijn klas terug. #leraar

Geef de leraar zijn klas terug

Een warm pleidooi voor de verbetering van de positie van leraren en een uitweg uit de onderwijscrisis.

Door Joke Hermsen

Als ik mijn vader vroeger naar zijn werkzaamheden op school vroeg, gaf hij meestal als antwoord dat hij de punten van de potloden sleep, de poppetjes op de notulen van de vergaderingen tekende én elke week de vuilnisbakken buiten zette.

Want als directeur van een middelbare school gaf hij minder lessen dan de andere docenten, en dus zorgde hij er maar voor dat de school een beetje netjes bleef.

Als kind geloofde ik zijn verhaal, pas veel later begreep ik dat hij wel iets meer moet hebben gedaan om bijna elk jaar honderd procent van de leerlingen hun diploma te laten halen. Zijn salaris was overigens net zo bescheiden als zijn eigen taakomschrijving en bedroeg nauwelijks meer dan dat van de docenten. Hij stond zelf ook voor de klas en wist daarom precies wat er op school gaande was, hetgeen overigens niet zo heel moeilijk was, omdat zijn school maar een paar honderd leerlingen telde. Hij kende elke leerling bij naam en was ook van mogelijke problemen in de thuissituatie op de hoogte. Dit alles droeg bij aan het hoge slagingspercentage, maar kwam vooral ook de sfeer van vertrouwen ten goede die er op school heerste tussen bestuur, docenten en leerlingen.

Zo overzichtelijk als de onderwijswereld in die dagen was, zo ondoorzichtig is deze nu geworden. De scholen zijn de afgelopen decennia gefuseerd tot immense, vele duizenden en soms zelfs tienduizenden leerlingen tellende instituten, met, als we eerlijk zijn, voornamelijk nadelen en misstanden tot gevolg. In sommige regio’s hebben scholen een monopoliepositie gekregen, waardoor het aanbod is verschraald en de keuzevrijheid is afgenomen. Door de schaalvergroting moesten er meerdere bestuurslagen worden toegevoegd, die veel geld kosten en ook de verhoudingen en de algehele sfeer op school hebben veranderd. De bestuurders, die zelden een klas van binnen zien laat staan de leerlingen kennen, bepalen het beleid, terwijl de docenten die doen waarvoor het onderwijs bedoeld is, namelijk lesgeven, daar amper invloed op hebben. Dat is vragen om moeilijkheden en die zijn er dan ook in grote mate.

Dit is opnieuw een signaal dat de macht en het geld in het onderwijs bij de managers liggen en niet bij de docenten die dagelijks de zware klus klaren

Schijncompensatie
Zo ontstond er de afgelopen dagen commotie rondom de nieuwe CAO die de bestuurders hebben afgesloten, en waarin zij een inkomstenstijging van maar liefst 15 tot 20 procent hebben gekregen. Terwijl de docenten al jarenlang op de nullijn staan en worstelen met bezuinigingen, vollere klassen, dubieuze ontslagprocedures van oudere leraren, stijgende werkdruk en onzekere toekomstverwachtingen voor jonge docenten, menen de bestuurders dat zij recht hebben op een fikse verhoging van hun toch al riante salaris. De VO-raad, oftewel de raad voor bestuurders en werkgevers in het voortgezet onderwijs, beweert in de media en op de eigen website bij hoog en bij laag dat dit ‘pertinent onjuist is’, waarbij het gebruik van het woord ‘pertinent’ zowel van lef als van hoogmoed getuigt.

Het gaat volgens de VO-raad, sinds 2013 voorgezeten door Paul Rosenmöller, namelijk niet om een loonsverhoging in de strikte betekenis van het woord, maar slechts om een ‘compensatie’, hetgeen natuurlijk op precies hetzelfde neerkomt. Sommige bestuurders kunnen derhalve hun jaarsalaris van 155.000 bruto nog eens met een slordige 15 procent ‘compenseren’, terwijl het gemiddelde salaris van een docent rond de 40.000 bruto per jaar ligt. Deze verhoging valt te verdedigen, meent de VO-raad, omdat de bestuurders nog maar dertig vakantiedagen overhouden, hoewel dit binnen de bestuurssector toch een alleszins redelijk aantal is, en omdat ze vrijwillig afzien van de BAPO-regeling en de kinderopvangregeling.

Deze argumenten zijn eigenlijk te flauw voor woorden. De BAPO-regeling is namelijk bedoeld voor docenten boven de 52 jaar, die vanwege de hoge werkdruk iets minder uren, namelijk drie, les hoeven te geven, waardoor ze iets meer ruimte krijgen om hun werk te spreiden en voor te bereiden. Deze regeling staat bovendien al onder druk, omdat zowel de VO-raad als de huidige regering deze wil ‘moderniseren’, hetgeen meestal een eufemisme is voor afschaffen of verslechteren. Dat betekent dus dat de bestuurders iets gaan compenseren wat waarschijnlijk toch al wordt afgeschaft. Ook het argument van het afzien van de kinderopvangregeling is behoorlijk kinderachtig, aangezien de meeste bestuurders niet tot de jongsten behoren en er dus toch al geen gebruik van hoeven te maken. Met deze schijncompensatie wordt dus opnieuw een signaal uitgezonden dat de macht en het geld in het onderwijs bij de managers liggen en niet bij de docenten die dagelijks de zware klus klaren.

In Finland is de belangstelling voor de lerarenopleiding enorm. Wat zegt dat?

Dienstbaarheid
‘In de school moet onder bestuurders een cultuur bestaan van dienstbaarheid en bescheidenheid: het gaat tenslotte om instellingen waarin het onderwijs zelf centraal staat,’ schreef het onafhankelijke adviesorgaan voor onderwijs, de Onderwijsraad. Het is maar zeer de vraag of deze nieuwe CAO voor onderwijsbestuurders aan dat advies gehoor geeft. De LIA, vakbond voor leraren in actie, meent in ieder geval van niet, zoals uit het commentaar op hun website blijkt: ‘We blijven zitten met de bittere vaststelling dat in tijden van bezuinigingen op leerlingen, klassen, leraren en scholen er toch altijd wel weer een groep werknemers beter voor zichzelf weet te zorgen dan al die hardwerkende professionals met hun voeten in de klei van de praktijk. Daar gebeurt het echte werk en dat wordt nog steeds niet op waarde geschat.’

De reacties in politiek Den Haag waren voorspelbaar. Het CDA sprak er bij monde van Michel Rog schande van. Daags na het krantenartikel over deze nieuwe CAO vroeg hij aan staatssecretaris Dekker: ‘Vindt u het wenselijk dat leraren al vijf jaar worden geconfronteerd met de nullijn, terwijl bestuurders er fors in salaris op vooruit gaan?’ Terechte vraag, maar wat Rog er gemakshalve bij vergat te vermelden, is dat deze CAO werd gesloten op aandringen van CDA-minister Van Bijsterveldt, die in 2011 meende dat een aparte CAO voor schoolbestuurders ‘hun neiging om zo veel mogelijk te verdienen’ zou onderdrukken. Zestig schoolbestuurders moesten hun salaris toen weliswaar naar beneden bijstellen, tot maximaal 155 duizend euro, maar gelukkig kan dit salaris nu met de 15-20 procent verhoging weer worden ‘gecompenseerd’. Een nogal hardnekkige neiging kortom, die blijkbaar om scherpere regulering vraagt.

Geen enkel vertrouwen
In het najaar van 2013 werd er ook een Nationaal Onderwijs Akkoord gesloten, waarin als nieuw inzicht naar voren kwam dat ‘betere leraren voor de klas voor betere leerprestaties van leerlingen zorgen’. Hoe lang zou men hierover hebben nagedacht, vraag je je dan af. Maar ook: wat verstaat men eigenlijk onder een ‘betere’ docent en vooral: hoe gaat men ervoor zorgen dat die docenten niet alleen voor de klas komen maar er ook blijven? Daarover geeft het akkoord helaas weinig uitsluitsel. Ruim 80 procent van de docenten geeft in de enquête van DUO Onderwijsonderzoek aan geen enkel vertrouwen te hebben in dit akkoord, dat zonder de AOB, de grootste onderwijsvakbond, werd gesloten en waarvoor de kleinere maar actieve en kritische vakbond LIA (Leraren in actie) niet eens werd uitgenodigd. Het akkoord zal weinig weten te veranderen aan de werkdruk van docenten, noch aan de werkomstandigheden. Ook is het nog maar de vraag of het in het akkoord verwoorde voornemen om tot een schamele 3 procent loonsverhoging voor docenten te komen nog door zal gaan, nu een deel van het geld naar de compensatie van bestuurders gaat. Er wordt op dit moment over de nieuwe CAO voor leraren gesproken. Ik ben benieuwd hoe de sfeer aan de onderhandelingstafel is.

'De leraar is een leraar en geen coach.'  Illustraties: Tammo Schuringa. ‘De leraar is een leraar en geen coach.’ Illustraties: Tammo Schuringa.

Excellente leraren
Daags na het sluiten van het Nationaal Onderwijs Akkoord beweerde minister van Onderwijs Jet Bussemaker in de Volkskrant dat ‘geld alleen geen goed onderwijs maakt’, hetgeen meteen al niet veel goeds beloofde. Het bevriezen van salarissen van docenten, zoals nu al jarenlang gebeurt, zal in ieder geval ook geen positieve invloed op het onderwijs hebben.

De regering wil zo graag ‘excellente leraren’ voor de klas, zodat we eindelijk de mondiale top 5 van onderwijslanden kunnen bestormen, maar de vraag is of ze dit met het huidige beleid kan realiseren. Het gaat bij het bepalen van de juiste beloning namelijk niet alleen om de hoogte van het salaris. In vergelijking met andere Europese landen zijn in Nederland de klassen voller, hetgeen uiteraard de werkdruk hoger maakt. Uit Zweeds onderzoek blijkt dat de positieve effecten van kleinere klassen op het leerproces zo groot zijn, dat deze zich in economische zin altijd terug zullen betalen, stelde Paul van Meenen in de Volkskrant. Ook geven Nederlandse docenten voor hetzelfde loon meer lesuren, gemiddeld 27 uur per week, vaak aan klassen van meer dan dertig leerlingen. In het voortgezet onderwijs draaien Nederlandse docenten maar liefst 750 lesuren per schooljaar tegen 553 lesuren in Finland. Als ons onderwijs net zo goed moet worden als dat in Finland, zul je de docenten behalve meer loon, ook minder lesuren en minder volle klassen moeten geven. Ook zullen de scholen kleinschaliger moeten worden, zodat er minder geld naar alle tussenliggende bestuurslagen gaat, de school weer overzichtelijk wordt en de onderlinge verhoudingen en de sfeer van vertrouwen kan worden hersteld.

Overbodig
Er zal bovendien naar de opleiding voor leraren gekeken moeten worden. Waarom verlaat maar liefst 40 procent van de studenten binnen drie jaar de lerarenopleiding en houdt ruim 30 procent van de nieuwe docenten het binnen vijf jaar voor gezien? Deze hoge uitval gaat er niet voor zorgen dat het aantal onbevoegd gegeven lesuren, nu al ruim een derde van alle lesuren in het voortgezet onderwijs, af zal nemen. De uitval is onder meer te wijten aan de geringe werkbegeleiding, de flex- of eenjaarscontracten en de geringe inkomsten en vooruitzichten, maar heeft volgens mij ook met het aanzien en de waardering van het beroep van leraar in Nederland te maken. In Finland gaan alle toekomstige docenten naar de universiteit, waarbij de opleiding voor het basisonderwijs wat korter duurt dan die voor het voortgezet onderwijs. De belangstelling voor de opleiding is in Finland zo groot, dat er aan de poort streng geselecteerd moet worden; slechts een klein deel van alle aanmeldingen wordt toegelaten. Dat zegt iets over het hoge aanzien dat het beroep van docent er blijkbaar geniet. En ook daar wringt in Nederland de schoen.

Vanwege de fusies is een deel van de verantwoordelijkheid van de docent overgedragen aan bestuurders die voor een veelvoud aan salaris het beleid bepalen. Daarnaast wordt de docent sinds het nieuwe leren en sinds kort ook het digitale leren bij ons steeds vaker als een coach gezien, die de zelfstandig – al dan niet op beeldscherm of iPad – werkende leerlingen begeleidt, in plaats van als docent die gedurende een deel van de les met kennis van zaken voor de klas de lesstof presenteert, duidt en uitlegt. Zelfs de kersverse voorzitter van de VO-raad Paul Rosenmöller prijst in een interview met de Volkskrant het gebruik van de smartphone aan in de klas, evenals de ‘informatisering’ en ‘individualisering’ van het onderwijs, en spreekt over ‘de coachende docent’ en de ‘thuis de lesstof doornemende leerling’.

Of het vak van docent met deze uitspraken aan aanzien wint, is zeer de vraag. Je zou ook kunnen concluderen dat het beroep blijkbaar vanwege de ‘informatisering’ overbodig is geworden. De discussie zou afgezien van het salaris, de werkdruk en de volle klassen ook hierover moeten gaan. Wat verstaan we eigenlijk onder een goede docent? En kan deze zijn vak uitoefenen als hij of zij alleen nog mag ‘coachen’?

Leerlingen moeten verhalen leren interpreteren en dat lukt niet op een iPad

Gezag
Voor de filosofe en docente politieke theorie Hannah Arendt is de leraar degene die op school de verantwoordelijkheid voor de wereld van volwassenen draagt, zoals ze in The Crisis in Education (1958) schrijft.

Arendt beschouwde de school als de overgangsfase van het privédomein van het gezin naar de openbare orde van de wereld. Een van de belangrijkste taken van docenten is de leerlingen op die wereld voor te bereiden en dat doen ze onder meer door hen te leren die wereld te interpreteren. Als de docent voor de klas de feiten rangschikt en laat zien welk standpunt iemand redelijkerwijs op grond van zijn achtergrond in kan nemen, krijgen leerlingen door hoe breed en complex de wereld is en hoe ze daar zelf al interpreterend hun weg in kunnen vinden.

Wat men bij het nieuwe en digitale leren nogal eens vergeet, is dat objectieve feiten niet bestaan: ze ontstaan pas als ze opgenomen worden binnen de context van een verhaal. Leerlingen moeten die verhalen leren interpreteren en beoordelen en dat lukt niet als ze alleen feiten verzamelen op een iPad. Bovendien worden ze al luisterend naar het betoog van een docent ook getraind in tal van andere, voor hun latere rol in de wereld essentiële zaken, zoals retorische, sociale en empatische vaardigheden.

Docenten die alleen nog mogen ‘coachen’, zenden onbewust de boodschap uit: zoek het zelf maar uit. De leerlingen zullen dit misschien als een teken van gelijkheid begrijpen, maar veel respect of gezag voor de docent zullen ze er niet door ontwikkelen. In Arendts optiek neemt de coachende docent geen verantwoordelijkheid voor de wereld. Vandaar dat ze in The Crisis in Educationschreef: ‘Wie weigert de verantwoordelijkheid voor de wereld te nemen, zou niet betrokken mogen worden in de opvoeding.’

Dat is behoorlijk krasse taal, maar het nemen van verantwoordelijkheid stond voor Arendt gelijk aan het uitoefenen van gezag, iets dat zij onontbeerlijk achtte voor docenten en opvoeders. Nu is autoriteit of gezag ook zo’n begrip dat binnen het onderwijs, samen met het klassikale lesgeven, met enige argwaan wordt bejegend. Maar waarom eigenlijk? Heeft het klassikale lesgeven niet al ruim vijfentwintig eeuwen zijn dienst bewezen? En staat er dan niet een docent met kennis van zaken voor de klas?

Calculerende machines
De angst voor het woord ‘autoriteit’ getuigt van een bredere gezags- en verantwoordelijkheidscrisis in de samenleving, meent sociologe Christien Brinkgreve in Verlangen naar gezag (2012). Gezag is volgens Brinkgreve noodzakelijk, omdat we anders nergens meer enig houvast vinden. Ook leerlingen willen in haar optiek ‘verlost worden van de druk van het regime van zelfbeheer en zelfbepaling’. Juist op school, de eerste plaats waar kinderen na het privédomein belanden, moeten leerlingen daarom houvast krijgen van de docenten. ‘Een van de belangrijkste ingrediënten voor goed leraarschap en orde in de klas blijkt toch altijd weer te zijn het inspirerend en betrokken lesgeven’.

Brinkgreve pleit voor een nieuwe manier van gezagsuitoefening, die ze ‘communicatief gezag’ noemt, en waarbij vooral ook het vertellen van verhalen een belangrijke rol speelt omdat deze enige samenhang kunnen scheppen in een steeds complexere wereld.

Onderwijs is geen economische noch een technologische aangelegenheid. Leren is meer dan weten of meten. De meritocratische geest die nu al enige tijd heerst binnen het onderwijs en een symptoom is van de neoliberalisering van het onderwijs, zoals cultuurfilosofe Martha Nussbaum stelt, behoeft tegenwicht. ‘Er is een stille crisis in het onderwijs gaande,’ schrijft Nussbaum in Niet voor de winst (2013), die met zich mee brengt dat het onderwijs ‘niet langer mensen of volwaardige burgers maar calculerende machines zal afleveren.’ Ook de Onderwijsraad constateerde onlangs in een rapport (Een smalle kijk op onderwijskwaliteit. Stand van educatief Nederland, 2013) dat er te weinig visie is op wat het onderwijs leerlingen zou moeten bijbrengen en dat de aandacht de afgelopen periode te eenzijdig gericht was op meetbare doelen, zoals het verhogen van taal- en rekenprestaties. De raad pleit terecht voor meer aandacht voor algemene vorming en burgerschapsvorming, maar ook voor vakken als geschiedenis, filosofie en cultuureducatie, waardoor er meer waardering komt voor creatieve vaardigheden en de ‘culturele en morele sensitiviteit’ van leerlingen gestimuleerd wordt.

Kleinschaligheid
Onze samenleving is gegrondvest op kennis, betrokkenheid, denkvermogen en verbeeldingskracht, maar dat moeten de burgers van morgen wel op school leren. Ze moeten dit leren van docenten die een redelijk aantal lesuren voor redelijk gevulde klassen geven en daarvoor een goed salaris krijgen dat bij het aanzien van het beroep past. De scholen zullen hun fusiedrift moeten leren beheersen en kleinschaligheid moeten nastreven, omdat dit de zaken niet alleen transparanter en overzichtelijker maakt, maar ook de verhoudingen en beloningen binnen het hele onderwijsbestel een stuk gezonder en menselijker maakt.

Wie weet komt dan onder de bestuurders ook die ‘cultuur van dienstbaarheid en bescheidenheid’ weer terug, waarover de Onderwijsraad spreekt en die ik zelf vroeger als iets vanzelfsprekends heb ervaren. Het werk wordt immers elke dag gedaan door de docenten, die daarmee mede bepalen hoe onze samenleving er in de toekomst uitziet. Dat is een verantwoordelijkheid die we nooit kunnen of mogen onderschatten.

Voor de nieuwe CAO- onderhandelingen voor docenten lijkt me dat er aldus vier uitgangspunten zijn:

1. de docenten krijgen in plaats van de voorgenomen 3 procent eenzelfde verhoging als de bestuurders, dat wil zeggen 15 procent;
2. zowel het maximum aantal lesuren per week als het aantal leerlingen per klas moet omlaag naar 25;
3. de opleidingen moeten verbeterd en wellicht geïntegreerd worden;
4. de docent is een leraar en geen coach.

Hoe we dat gaan betalen? Defuseren is hier het devies. Er is al een fusietoets om nieuwe fusies binnen het onderwijs te voorkomen of te ontmoedigen, nu nog een defusiewet die het opsplitsen van scholen mogelijk en vooral ook een stuk eenvoudiger maakt.

Eind februari verschijnt bij De Arbeiderspers Hermsens essaybundel ‘Kairos. Een nieuwe bevlogenheid’, met essays over filosofie, kunst en onderwijs.

31-01-2014 / Samenleving / Onderwijs

Leave a Reply

*