Makersonderwijs – leren door te maken – Belevend leren. @waag @Meetup020 #Peter Troxler
Makersonderwijs – leren door te maken – lijkt “hot” te zijn. In de Verenigde Staten heeft maker education de aandacht en zegen van president Obama weten te verkrijgen. Ook in Nederland heeft de petitie “Leren door te maken” makersonderwijs in de politieke schijnwerpers gezet.
Dit onderzoek gaat in op de vragen wat makersonderwijs is, hoe makersonderwijs toegepast wordt en waarom makersonderwijs interessant en belangrijk is.
Het onderzoek plaatst het makersonderwijs in zijn historisch-pedagogische context – Fröbel, Dewey, Steiner, Montessori, Petersen (Jenaplan), Parkhurst (Daltononderwijs) – en leerconcepten uit de 20e eeuw: constructionisme, community of practice, zone van naaste ontwikkeling, ervarend leren. De relatie met de Reggio Emilia Approach wordt toegelicht.
Het onderzoek traceert het verschijnen van techniek in het onderwijs in de afgelopen 25 jaar en distilleert een aantal terugkerende thema’s: het spanningsveld tussen de technologie en de vakinhoud, de manier hoe kinderen en leerlingen makkelijker met technologie omgaan dan docenten, en de discussie of de technologie in het bestaande curriculum moet worden ingepast of dat er een nieuw curriculum moet komen.
Over makersonderwijs is nog weinig uitgebreid empirisch onderzoek gedaan, veel publicaties zijn meer beschouwend van aard, vaak gebaseerd op case studies, of het zijn beschrijvingen en verzamelingen van voorbeelden van makersonderwijs. Uitzonderingen zijn de ontwikkeling van de exploration and fabrication technology index (EFTi, Blikstein et al. 2016) en het onderzoek over zelfperceptie en attitude bij Fab Lab deelnemers (Dubriwny, et al. 2014). Dit onderzoek verzorgt een overkoepelende analyse en licht een aantal key papers toe.
In de evaluatie van de literatuur wordt duidelijk dat de meeste publicaties betrekking hebben tot de Amerikaanse socio-economische en socio-culturele context. Daarom is het niet voldoende, de materialen en inzichten over maker education letterlijk te vertalen naar makersonderwijs. De vertaling moet ook figuurlijk gebeuren om de kerngedachten van making en de bijhorende pedagogiek en didactiek naar het Nederlandse onderwijs te brengen.
Het onderzoek sluit met een poging, een aantal van de opgaven voor deze figuurlijke vertaling van maker education naar makersonderwijs concreet te benoemen – voor het onderwijs an sich (wat), voor het perspectief van onderwijzen (hoe) en voor het perspectief van leren (waarom).
De ontwikkeling en uitwerking van makersonderwijs vooral door de makers in het onderwijs opgepakt worden. Dit onderzoek geeft hen een basis voor het wat, hoe, en waarom. Niet alleen “omdat het kan”.
Lees verder : pme-onderzoek-kennis-maker-education