Anti-pestwet tast autonomie school aan’
‘
opinie Scholen hebben al een vergaande inspanningsverplichting om pesten tegen te gaan. Een anti-pestwet kan het onmogelijke verlangen van scholen, betogen hoogleraar Pieter Huisman, advocaat Martijn Nolen en hoogleraar Paul Zoontjes.
-
Voordat een wet wordt gemaakt, moet worden aangetoond dat die echt nodig is
Na de zaak Anass in Wassenaar, de zelfdodingen van Tim Ribberink en het meisje uit Staphorst dat voor de trein sprong, staat pesten hoog op de maatschappelijke agenda. Volgens de Kinderombudsman en de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is ingrijpen geboden.
Er moet een wet komen die scholen verplicht tot een structurele aanpak van het pesten. De wet zal bepalen dat iedere basisschool en middelbare school een ‘bewezen effectief’ antipestprogramma gebruikt, de sociale veiligheid op school monitort en een vertrouwenspersoon en pestcoördinator heeft. De Onderwijsinspectie moet op dit alles gaan toezien. Volgens de staatssecretaris gaat de vrijblijvendheid en willekeur er zo af; op elke school moet iets aan het voorkomen en stoppen van pesten worden gedaan.
Het ligt voor de hand om voor de overheid dezelfde maatstaven te gebruiken als voor de scholen. Maar of een wet een ‘bewezen effectief’ middel tegen het pesten op scholen is, is zeer de vraag. De staatssecretaris heeft hier nog wel wat uit te leggen.
Voordat een wet wordt gemaakt, moet men aantonen dat een wet ook echt nodig is, luidt een van de grondbeginselen van het nationale wetgevingsbeleid. Dat gebeurt hier niet. Er is eerder een ‘ernstig vermoeden’ bij de staatssecretaris en de Kinderombudsman dat scholen hun pestincidenten onder het tapijt vegen en dat niet alle scholen even grondig het pestprobleem aanpakken. Maar enig onderzoek waaruit blijkt dat dit klopt of over wat er precies aan de hand is op de Nederlandse scholen, ontbreekt.
De komst van een antipestwet miskent ook dat scholen al een ‘vergaande inspanningsverplichting’ hebben, zoals het in de rechtspraak en door klachteninstanties wordt geformuleerd, om zorg te dragen voor een veilige leeromgeving en een functionerend pestbeleid. Scholen moeten hier al veel aan doen.
Schoolklimaat
De inspectie toetst momenteel al bij het toezicht of het schoolklimaat wordt gekenmerkt door veiligheid en of het personeel van de school ervoor zorgdraagt dat de leerlingen op een respectvolle manier met elkaar en anderen omgaan. Ook de klachtencommissies, waar ouders eenvoudig terecht kunnen, toetsen het ‘pedagogisch-didactisch klimaat’ en bekijken of er sprake is van een functionerend pestbeleid. Daarbij geldt het – ook door rechters erkende – feit dat niet elke situatie van pestgedrag voorkomen kan worden. Een ‘100 procent pestvrije omgeving’ bestaat niet. Nog afgezien van het probleem hoe pesten moet worden gekwalificeerd, en door wie de kwalificatie moet plaatsvinden.
Laten we ook goed kijken naar ervaringen in het buitenland. Zo zijn in verschillende staten van de Verenigde Staten al sinds het schietdrama van de Columbine Highschool in 1999, zeer uitgebreide en strenge anti-bullying laws van kracht, waarin bepaalde vormen van pesten via mobiele telefoons of internet worden gezien als een strafrechtelijke vorm van stalking. Het inzicht in de Verenigde Staten groeit dat deze wetgeving niet heeft geleid tot vermindering, maar tot verandering van pestgedrag. Er wordt weliswaar minder gepest op het schoolplein, maar meer via kanalen die oncontroleerbaar zijn voor scholen, zoals Facebook.
We zijn niet tegen de versterking van het bewustzijn bij leerlingen over de kwalijke kanten van het pesten. We mogen van een school inderdaad vragen dat ze een grote inspanning doet om kinderen in fysieke en emotionele zin een veilige omgeving te bieden. Gelukkig worden scholen hier al op aangesproken. Een wet zou dan nog meer moeten beloven dan wat er al gebeurt, maar we kunnen niet het onmogelijke verlangen van de scholen, zeker niet in deze tijden van pesten via cyberspace.
De school kan niet een ‘alziend oog’ ontwikkelen, ook omdat dan ogenblikkelijk een spanning optreedt met de privacy van leerlingen, de vrijheid van meningsuiting, en niet te vergeten de verantwoordelijkheid van ouders en leerlingen zelf. Strengere sanctionering van pestkoppen (definitieve verwijdering) zal ook onderbouwd moeten worden met bewijsmateriaal, hoor en wederhoor enzovoort. Voor meer juridisering van de relaties tussen ouders, leerlingen en school, zijn de marges smal. Pedagogische relaties zijn te substantieel en complex om deze al te zeer te onderwerpen aan het digitale karakter van het recht met zijn aanspraken en verplichtingen.
Een antipestwet is daarnaast niet alleen een ingreep in de professionele autonomie van scholen en leraren, en in hun beoordelingsvermogen, maar doet ook afbreuk aan de waarde van de wet als instrument en waarborg. Als de wetgever om symbolische redenen naar de wet als instrument grijpt, zal hij merken dat zijn gereedschapskist op den duur leeg raakt. Wetgeving moet altijd een sluitstuk en evidence based zijn.
De staatssecretaris, en het parlement, zou daarom eerst gedegen onderzoek moeten doen naar de rol en functie van huidige wetgeving en de toegevoegde waarde van nieuwe wetgeving, voordat scholen met nieuwe wetgeving worden ‘ondersteund’, zoals het plan van aanpak dat eufemistisch stelt.
Pieter Huisman is hoogleraar onderwijsrecht aan de Erasmus School of Law.
Martijn Nolen is advocaat bij Van Doorne in Amsterdam.
Paul Zoontjes is hoogleraar onderwijsrecht aan Tilburg University.